Recorder muziekinstrument
Recorder muziekinstrument

Jacob van Eyck: Wat zal men op den Avondt doen; Hanneke van Proosdij, recorder (Juni- 2024)

Jacob van Eyck: Wat zal men op den Avondt doen; Hanneke van Proosdij, recorder (Juni- 2024)
Anonim

Recorder, in muziek, blaasinstrument van de fipple, of fluit, fluitklasse, nauw verwant aan de flageolet. De meeste blokfluiten die sinds hun opwekking in 1919 door de Engelse instrumentenmaker Arnold Dolmetsch zijn gemaakt, volgen het vroeg 18e-eeuwse barokke ontwerp: het cilindrische kopstuk is gedeeltelijk aangesloten om de wind tegen de scherpe rand eronder te richten, waarbij de plug bekend staat als het blok, of fipple; het lichaam versmalt en het onderste deel wordt meestal gemaakt als een afzonderlijk voetgewricht; en er zijn zeven vingergaten en een duimgat. Vaak zijn de onderste twee gaten als een paar gerangschikt, zodat wanneer er één open blijft, de halve toon boven de noot wordt geproduceerd wanneer beide zijn bedekt. Het bovenste register, bij het octaaf, wordt verkregen door het duimgat te "knijpen" (de duim buigen om een ​​smalle opening boven de miniatuur te maken). Grotere recorders hebben mogelijk een of meer sleutels.

Quiz

Gadgets en technologie: feit of fictie?

Hologrammen komen vaak voor op creditcards.

De meeste blokfluiten zijn gemaakt in de volgende maten (nootnamen verwijzen naar de laagste noot; c ′ = middelste C): descant (sopraan) in c ″; hoge tonen (alt) in f ′; tenor in c '; en bas in f. Andere, minder vaak gebruikte blokfluiten zijn het gar klein Flötlein in C ‴; sopranino in f ″; geweldige bas in c; en de contrabas in F. De hoge en tenor blokfluiten klinken op geschreven toonhoogte; de sopranino en de afdaling, een octaaf hoger; de bas, waarvan de muziek in de basstaf is geschreven, klinkt ook een octaaf hoger.

De blokfluit is een 14e-eeuwse verbetering ten opzichte van eerdere verwante instrumenten. De eerste instructieboeken zijn geschreven door de Duitse theoreticus Sebastian Virdung (1511) en de Italiaanse instrumentalist Silvestro Ganassi (1535). Het barokrepertoire is bijna uitsluitend voor hoge blokfluiten (toen fluit of gewone fluit genoemd). Na het midden van de 18e eeuw raakte het instrument verouderd tot aan de moderne heropleving. (Zie fipple fluit voor niet-westerse varianten.)